‘Ik wil niet meer, het is op,’ zei het oude kaboutervrouwtje. Zo oud, ziek, vergeetachtig en incontinent.
‘Ja, ik begrijp je, maar ik mag niet,’ antwoordde kabouterbuurvrouwtje die haar verzorgde.
‘Maar ik wil dood, help me dan.’
‘Ja? Hoe dan? En wat doet Opperkabouter dan? Die veroordeelt me naar de kaboutergevangenis. Ik zal door echte kinderkaboutermoordenaars verkracht worden, bespuugd en gemeden.’
‘Roep fee Edith, die heeft elfendodenstof, dat helpt mij.’
‘Zucht… ik ga het proberen.’
‘Fee Edith ontving kabouterbuurvrouwtje. Edith weigerde mee te werken. Ze mocht niet helpen maar gaf wel een doe-het-zelfpakketje dodenstof.
Buurvrouwtje deed de dodenstof in een kopje thee, het hielp oude kaboutervrouwtje. Ze hoefde niet verder te lijden.
Buurvrouwkabouter voelde zich opgelucht, maar ook een moordenares.
Elfendodenstof.
Dit woord zet mij even aan het denken.
Niet Tinkerbell, maar Killerbell.