Er was eens een eigenwijze jongen. Hij deed altijd zijn eigen zin en luisterde nooit naar andere mensen. Op een dag werden zijn ouders zo boos op hem dat ze hem zonder pardon wegstuurden.
Driftig en stronteigenwijs rende hij richting een donker bos.
Aan de rand van het bos zat een pad. ‘Ben jij niet bang voor het bos?’ vroeg de pad. ‘Ik ben nergens bang voor!’
‘Weet jij de weg daar wel?’ vroeg de pad. ‘Ik weet alles!’
De jongen liep door, de pad sprong voorzichtig achter hem aan.
Het bos was erg donker en alles leek op elkaar. De jongen verdwaalde natuurlijk en werd toch bang.
‘Kom maar, ik weet de weg.’ zei de pad. De jongen luisterde.
Ineens had hij er wel oren naar..