Als nog immer praktiserend katholiek mijmer ook ik weleens over de leer van weleer in mijn hoofd. Zo is er sprake van overbelasting in de zorg, maar iemand die echt overbelast is lijkt me dan toch wel Petrus bij zijn hemelpoort. Daar hoor je gek genoeg niemand over. Zonder enige terughoudendheid wordt aangenomen dat iedereen daar welkom is en door diens poort mag om daarna door de juiste deur te gaan. Achterom wil niemand. We blijken allemaal voordeurdeler zogezegd.
Wellicht heeft het te maken met de leegloop van kerken, maar uiteindelijk gaan we echt dezelfde kant op. Iedereen wil naar de hemel maar slechts weinigen willen ook daadwerkelijk dood om daar te geraken. Daarbij, ik ken niemand die overgeslagen wordt.
Luc, ‘Iedereen wil naar de hemel’ schrijf je. Ik zeker niet en massa’s andere mensen evenmin.
Persoonlijk beschouw ik de hemel als een sprookje dat ik al al vijftig jaar geleden naar het land der fabelen heb verwezen.
Een paar opmerkingen:
“Als nog immer praktiserend Katholiek mijmer ook ik weleens over de leer van weleer in mijn hoofd.”
“Nog immer” lijkt me overbodig, je zegt immers al dat je praktiseert en “in mijn hoofd” is een vreemde toevoeging. Kun je ergens anders mijmeren dan in je hoofd? In je buik, in je handen?
“De leer van weleer” De leer bestaat nog altijd en wordt vanuit Rome vrijwel onveranderd uitgedragen.
Het begin van de tweede zin: “Zo is er sprake van…” impliceert dat de zin terugslaat op de voorgaande zin, maar dat is niet het geval.
Katholiek – katholiek, namen van religies worden altijd zonder hoofdletter geschreven.
Ewald, ik beloof beterschap…
Luc, een pak van m’n hart!