Ik heb een kamerplant. Daarmee ben ik niet de enige. De enige van wat? De enige van wie? Gewoon de enige. Enig toch? Hij heet dan ook Enig. Waarom niet? Waarom wat en wie niet? Nou, een naam geven aan een plant. Daarin ben ik dus ook enig. Waarschijnlijk. Hoezo waarschijnlijk? Omdat ik het niet zeker weet. Wie een plant heeft met een naam mag zich melden. Dan zijn we in ieder geval met twee. Niet meer enig dus. Maar tweeïg. Ik lijk wel Toon Hermans, nu ik me dit hoor opzeggen. Met Battus wil ik me niet verongelijken. Ik zou niet durven. Toon is milder. Denk ik toch. Zeker weten, kan niet meer. Hij is dood. Net als duif.
Gaaf. Het doet me denken aan mijn moeder, zij noemde de ficus altijd fiscus.
Gek genoeg heb ik nooit gevraagd waarom.
Ja, ja, en de dieffenbachia noemde ze zeker de dievenbachia. Ik ken dat. Mijn opa zei altijd Fibi tegen de FBI. En drank altijd Zuup i.p v. 7up. En Kojak normde hij Kajak. Ach, van oude mensen en de dingen die voorbij gaan.
drank = dronk
Het deed me vooral denken aan het Huldedicht aan Singer van Paul van Ostaijen.
In de staccato zinnen vind ik de zin: ‘Toon is milder.’ een mooie zin met twee betekenissen in één.