Met een vaart raast hij voorbij. Hij dendert. Met sissende geluiden die vervormen tot gekrijs. Ik knijp mijn ogen dicht. Wieg mijzelf in een soort slaap. Weg van het gedender, geraas en gekrijs. Niet dat het daarmee echt weggaat, maar ik kan het niet zien. Niet echt beleven.
Het neemt mij steeds weer mee naar toen. Toen het voor mij gevaarlijk was. Gebrek aan zelfcontrole maakte mij toen bang voor dit geraas. Voor de snelheid, het lawaai. Het feit dat het mijn dood kon zijn. De gedachte om te springen. Die ene stem die mij daartoe dwong.
Dus knijp ik nu mijn ogen dicht. Wieg ik mijzelf in een soort slaap. Weg van het gedender, geraas, gekrijs. Weg van toen.
Mooi.
Dankje!
Au, pijnlijk, indringend geschreven.