Laven aan een vreugdevuur, dat is bijkans het mooiste wat er is. Vroeger als kleine welp verkleed als indiaan, naar voren en naar achteren, rondjes huppelen en daarbij flink lawaai maken. Indiaanse kreten die je regelmatig dempte met de hand voor je mond. ‘Oe, oe, oe, ah, ah, ah!’ Als leeuwenkoningen te rijk voelden we ons.
Het vreugdevuur is nog lang niet gedoofd. Nu stook ik het vuur nog steeds op voor mijn kleine neefje en nichtje. Ik moedig ze aan om eenzelfde vreugdedans te wagen. En zie ze eens gaan? Als cowboy en indiaan. Een feest om te zien. ‘Slapen we in de tent?’ Is dan de vraag. ‘Natuurlijk Witte Veder en Young Shatterhand, we slapen in onze Wigwam-tent!’