Als kind kreeg ik van mijn vader drie abonnementen van de openbare bibliotheek. Sommige bibliothecaressen, uitgesproken ongelukkige wezens, lagen flink dwars. Ze vroegen me, de lippen ver voorbij hun tanden teruggetrokken, hoe ik aan zoveel abonnementen kwam.
Desondanks kwam ik steeds met een grote tas vol boeken thuis.
Ik las vele prachtig geïllustreerde boeken. Het was alsof ik twee boeken tegelijk las: het boek van de letters en het parallelle boek van de plaatjes, die beide hun eigen droomwereld opriepen.
Toen ik gaandeweg tot de wereld der volwassenen toetrad, verdwenen ook al die fantastische plaatjes. Toch wel jammer.
Daarom lees ik nu af en toe heimelijk een kinderboek, mét plaatjes.
De boosaardige bibliothecaressen zitten inmiddels veilig opgeborgen in moderne woonzorgcentra.
@Cesar: die van mij was een zeer gelukkige. En ze zit nog altijd in de bieb, helemaal op haar plaats…
@Cesar. Je stukje roept een herinnering bij me op. Toen ik 11 was (1971) kwam ik van de bibliotheek thuis met een tamelijk onschuldig, erotisch beeldverhaal, dat per abuis tussen de kinderboeken was terechtgekomen. De bibliothecaresse – een vriendelijke oudere dame – had niets in de gaten gehad.
Mijn moeder heeft het boek van me afgepakt en teruggebracht. Jammer, ik was nog niet eens halverwege.
@N.D.D. Dan mogen jullie wel een standbeeld voor haar neerzetten. De bibliotheek in Utrecht leek meer op een sociale werkplaats voor duivelinnen.
@Ewald. Ik hoop dat je dat later hebt ingehaald, anders blijft dat misschien knagen…
Cesar: bij elke verhuizing was de bieb het eerste adres dat ik uitzocht. Ik heb zelf een mooie herinnering aan een bibliothecaris die met engelengeduld vragen beantwoordde, van iedereen. In mijn kinderogen was bij de Liefste Meneer van de Bieb.
@Berdien. Zo te horen heb ik vroeger flink pech gehad met de bibliothecaressen die mijn pad kruisten…