Ze werd eenentwintig. Liever was ze dat nooit geworden. Haar lichaam kon het vechten niet meer aan. Ze was kapot en moegestreden. De donkerheid had alles van haar in beslag genomen. Haar gevoel, haar verstand, haar hart. Er was geen ik meer. Enkel duisternis, leegte, eenzaamheid, wanhoop. Het was zo veel en zo groot dat ze echt niet wist waar ze het zoeken moest. Ze stortte letterlijk in elkaar. Elke avond zat ze daar. Op de vloer. In elkaar gedoken. Opgevouwen. Huilend. Aan het schudden van haar lijf te zien. Dan kwam ze met haar bovenlichaam overeind, haar hoofd in haar nek. Ze schreeuwde. Vanwege alle pijn. Alle donkerte, alle wanhoop. Alle eenzaamheid. Ze schreeuwde alles eruit, haast zonder geluid.
@Annemarije. Triest stukje. Volgens mij zou je een vervolg moeten schrijven. Het verhaal is ingeleid, maar nog niet ‘af.’
Naar mijn idee komt het in de tegenwoordige tijd nog sterker over.
Bedankt voor de tip! Misschien inderdaad sterker in tegenwoordige tijd.
Of er een vervolg op komt weet ik nog niet, maar misschien!