In een kolkende cirkel cirkel ik rond. De centrifugale snelheid van mijn brein is amper te harden. Het drukt mijn hele zijn tegen de buikwand, gelijk een droogtrommel die op hol slaat. Het is donker in het vat met spijkers. Maar ik moet volhouden. Ben niet voor niets in deze ton beland. Ik zou een heks zijn. En nu is de grote grijze massa brnieuwd of dit daadwerkelijk zo is. Kom ik er ongeschonden uit zonder speldenprikken, dan wacht me een vreselijke dood. Nee, ik moet hier sterker uitkomen dan toen ik erin ging. Ik verbijt en verman me. Trek met mijn sterke tanden wat spijkers uit het vat. Houdt ze paraat in mijn mond. Het vat opent. Ik mitrailleer.
Deze vind ik leuk. Depressie als een kolkende gedachtencentrifuge?
Enkel het laatste zinnetje komt me onlogisch/ongeloofwaardig voor. ‘Ik mitrailleer’? Met die spijkers in z’n mond? Ik zie je hoofdpersonage er eigenlijk gewoon uit ploffen met of zonder bloedend tandvlees. Als hij echt mitrailleert, dan is hij toch een heks of anders een superheld.
Het is maar hoe je het bekijkt … eh … leest … schrijft.
Even een WD-comic voor de geest halen misschien? Een Tom & Jerrytje bijvoorbeeld.