“Wil je vandaag nog even buiten zijn?”
Ik vraag het aan de jonge man, kaal en broodmager, zuurstof en infuuspaal naast zijn bed.
Hij hijgt in een paar woorden dat hij dat graag wil. Ik weet dat hij zich alleen in zijn tuin nog even de oude kan voelen. Trots op zijn creatie.
Gelukkig is het een prachtig voorjaar, zijn laatste dagen.
Een uurtje later kom ik terug. Op de oprit hoor ik de vogels in deze weelderige oase. Ik ruik de eerste kamperfoelie.
Hij ligt daar bij de openslaande deur, een zonnestraal valt op zijn stille handen.
Hij ademt nog, maar het zijn de laatste teugen.
Ik zit naast hem, zing zacht zijn afscheidslied.
Dit is zijn laatste wens.
Ontroerend mooi, Berdien.
Daarom valt het mij moeilijk om te “zeggen” dat ik de laatste zin afbreuk vind doen. Het hele stukje heb je in de tegenwoordige tijd geschreven.
Misschien?: ‘Zo zijn laatste wens ingewilligd.’
Levja dank voor je reactie. Heb er t.t. van gemaakt, past inderdaad beter in het geheel.