Het is dinsdag, net na lunchtijd. Mijn manager spreekt me aan waarom ik steevast spijbel op dinsdag.
Dat is kort en bondig uit te leggen: die vergaderingen duren te lang.
Vorig jaar werd ik aangesproken op mijn achterstallige administratie. Elke vijf minuten moet ik verantwoorden. Dat doe ik nu trouw op de dinsdagen. Tot het mijn neus uitkomt en hopelijk ook de zijne.
‘Wat stel je dan voor?’
‘Staand vergaderen lijkt me wel wat. Een kookwekker of een fietsbel doen wonderen om breedsprakige lieden de mond te snoeren. Alleen besluiten noteren.’
‘Nog meer ideeën?’
‘Niet lunchen en vergaderen combineren. Het is net als praten en breien. Die twee gaan niet goed samen.’
In zijn mondhoek zit nog een likje tonijnsalade.
Iedereen 120 woorden spreektijd geven tijdens de vergadering? Wij weten allemaal uit eigen ervaring hoe kort en bondig je heel veel kunt zeggen.
@simonecarree: wij zouden die vergaderingen heel snel voor elkaar hebben!
@Cora: scherp gezien, vooral die laatste zin.
Hele goede uitsmijter Cora.
@Cora: ooit bedachten wij dat iemands spreektijd in een vergadering niet langer mocht duren dan de tijd dat een lucifer brandde. Tis nooit wat geworden…
@lisette: leuk idee, jammer alleen dat je je vingers eraan brandt. De fietsbel en kookwekker hebben even gewerkt. Wat zou ik er graag nog eens mee experimenteren. Een vergadering voorzitten is een hele kunst.
@Cora. Een vergadering die langer dan drie kwartier duurt is nooit effectief.
‘In zijn mondhoek zit nog een likje tonijnsalade.’ Verrassend smakelijke afsluiting van dit stukje!
@Ewald: ik zie nog de onsmakelijke manier van eten van mijn manager voor me. Hij pikte ook de broodjes voor onze neus weg. Dus het ging niet alleen om de duur van de vergadering. Maar hoe maak je dat de man duidelijk?
@Cora. Ik ruik managers! Letterlijk en figuurlijk. En het ergste is de rondvraag: denk je dat het eindelijk is afgelopen, is er altijd wel een bijdehante collega die weer vragen gaat stellen…
ja, als ik terugkijk op mijn werkend leven, denk ik zelden met enthousiasme aan het vergaderen en de oeverloosheid ervan