‘Neem nou bijvoorbeeld Timoer Lenk.’
‘Timoer Lenk?’
‘Ja, Timoer Lenk. Dat was een Mongool, een opvolger van Dzjenghis Khan, heerste over Iran-Irak. Die heb zijn hele leven oorlog gevoerd. Zeventien miljoen dooien heb-ie op zijn geweten. En wat denk je dat er over hem in de geschiedenisboekjes staat? Dat hij één van de grootste criminelen in de geschiedenis was? Een superschurk? Nou, wat denk je? Nee. Dat staat er niet. Er staat dat ie een genie was, een briljant tacticus, buitengewoon intelligent, een beschermheer van de wetenschap.
En dat, mijn beste Arie, is nou precies wat ik bedoel.’
‘Wat je bedoelt? Hoezo? Wat bedoel je dan?’
‘Dat je niet zo moet zeiken als ik es een keer een wout omleg!’
Tja … wouten zijn over het algemeen niet zo’n praters.
Het literaire tactische verband vind ik dan ook wat ver gezocht.
Aan de andere kant. Zelfs in het diepste zwart schuilt een zekere schoonheid.
Zeker als je dat zo wil zien. Ergo, het is dus een kwestie van eigen waarneming.
Leuk opgebouwd, Gijs. Van een veertiende-eeuwse krijgsheer naar de hedendaagse penoze. Hoe waarschijnlijk het is dat je hp kennis heeft van Timoer Lenk doet er verder niet eens toe