Adam en Eva zitten verveeld in het paradijs.
Plotseling hoort Adam iets naast zich vallen.
Verbaasd pakt hij het op.
“Kijk.”
“Wat?”
“Een appel.”
“Een a-”
Eva schaterlacht. “Jezus, man.”
Maar dan valt ze stil.
“Je… je denkt aan de Bijbel, hè?”
“Nee, ja, weetikveel. Natuurlijk. Ik bedoel: we zitten hier-“, Adam wijst in het rond, “en er valt een appel.”
Eva slikt.
Ze zwijgen.
Dan recht Eva haar rug. “Mijn god. Ophouden met die onzin. Het is hier het paradijs niet. Kijk dan. Zie jij eenhoorns en engelen?”
Adam haalt zijn schouders op.
“Gooi dat ding weg.”
Eva kijkt vragend. “Oké?”
Eindelijk gooit Adam de appel weg.
En samen blijven ze zitten, hun lege blik afwachtend richting de horizon.
Gewoon grandioos.
@ Levja: Dank!