“Ja, ik wil. Je moest eens weten, hóe graag ik je wil. Natuurlijk zal ik de plichten vervullen die passen bij de huwelijkse staat in goede en kwade dagen. Trouw zal ik zijn tot in de dood.
Ik kijk om me heen, zie de jaloerse blikken van mijn vriendinnen. Ik zie zijn kleine familie: de meesten kijken stuurs voor zich uit. Het deert me niet.
Zijn hand beeft, als ik de ring om zijn dunne vinger schuif. Ik steek mijn hand gewillig naar hem uit. Geen groot feest vandaag, dat komt nog wel…
Ik trek de lakens omhoog en leg hem in ons tweepersoonsbed: mijn kersverse bruidegom, tweeënnegentig jaar, drie keer zo oud als ik. De man van tien miljoen.
Hoeveel nachten geef je hem? ☺
Wat dacht je?
Eén?
p.s. Je bent een hoofdletter vergeten: ‘ik zie zijn familie…’
Je bent aardig in de buurt.
Ik pas het even aan. Bedankt!