Ik heb een tuintje op m’n buik. Doe niet meer mee, mijn pijp is naar Maarten.
Bij leven was ik een kluiveduiker zonder kluiten, heb alleen mislukte kraken gezet.
Dank zij die rottige Rus ben ik helemaal rut geëindigd.
Zelfs als zwijntjesjager zag ik alleen een mislukkende carrière langs de gracht zwerven.
De patjepeeër van de penose lachte me uit toen ik kwam solliciteren, ook daar geen pietermannen te halen.
Van honger en dorst ben ik omgekomen, een gratenpakhuis dat voor een grijpstuiver de gekste dingen voor je deed.
Was ik nou zo’n geitebreier, of waren de Glimmerikken me te slim af?
Ik kon nog geen lichtekooi lichten.
Mijnebiet, ik rust nu zacht.
Tot in de pruimentijd, in de hemel.
Recente reacties