Zijn huidje glimt onder de kunstverlichting. Keurig opgepoetst wacht hij tot een vrouw hem zal oppikken, ronddraaien en meenemen.
Nadat hij niet ver van de boom was gevallen, kwam hij hier terecht. Hij mist het uitzicht, het ruisen, de lucht en de vogels. Hij was er graag blijven hangen, maar er waaide een schip met zure appels de haven binnen.
Nu moet hij zich van zijn beste kant laten zien om voor zijn baas het geld te verdienen. Voor een appel en een ei ligt hij te grabbel. âAch, kon de baas niet gewoon appelen voor citroenen verkopenâ, mijmert hij.
En dan staat daar die uitgehongerde bouwvakker, die met hem nog een appeltje te schillen heeft⊠En: âhap, slik, wegâ.
de appel als verschoppeling
Leuk verhaaltje met alle appelgezegdes.