De visser zit op een gammel plooistoeltje en staart in de verte zonder mij op te merken. Hij lijkt wel in trance, enkel oog voor zijn dobber. Het water is rimpelloos, de dobber beweegt niet. Ik schat hem een jaar of zestig. Hij draagt een rode pet waaronder ik geen haar vermoed, een geruit houthakkershemd, blauwe jeans en rubberlaarzen. Naast hem staat een emmertje met krioelende wormen, en daarnaast een grotere, lege emmer. De visser slaat een zoemende mug van zich af en vervalt dan weer in zijn standbeeldstille houding.
Ik schraap mijn keel om mijn aanwezigheid kenbaar te maken. “Bijten ze?”
“Ach,” zegt de visser, zonder op te kijken van zijn dobber. “Hier zit al jaren geen vis meer.”
Filmisch…