“Kan je de onderlegger iets naar het midden schuiven? Snel graag, die pan is heet.â€
“mmmmja.â€
“Zo, een gerecht uit China. Wil je even de zilveren opscheplepel pakken en als je toch staat twee kristallen glazen.â€
“We zouden toch alleen wijn drinken in de weekenden?â€
“Klopt, maar ik heb nu zo lang in de keuken gestaan…â€
“Laten we onze papillen niet benevelen met alcohol.â€
“Schenk nou maar in en proef. Hier is vast een amuse. Heb er speciaal reishi voor besteld van internet. Iets van paddenstoelen of zo. Uit een heel bijzonder, echt Chinees, winkeltje. Nou, hoe smaakt het?â€
“Prima hoor. Echt lekker.â€
“Moet ook wel, zoveel werk.â€
“Mmmmmmja, als je toch staat, kun je dan even de mosterd aangeven?â€
* ‘Kan je…’ moet voor mij ‘kun je…’ zijn, maar goed, in spreektaal wordt dat onderscheid in de praktijk nauwelijks nog gemaakt.
* ‘Weekenden’ mag volgens Van Dale alleen als werkwoord.
* Die komma na ‘Chinees’ kan weg.
Aardige dialoog, maar voor mij houdt het na ‘mosterd’ wel een beetje op een willekeurig punt op.
Eens met Hay. Babbel de babbel. Geen conflict…
Het leuke hier is dat je dit stukje ook in kunt zetten als het onderwerp ‘peper’ is of ‘zout’… of ‘sambal’