Mijn broertje werd bijna vijf jaar na mij geboren. En ik bleek een vals kreng. Ik ontdekte wat macht was. En dat smaakte naar meer. Zo liet ik hem struikelen toen hij een wedstrijdje hardlopen dreigde te winnen. Een andere keer beweerde ik dat hij op mijn hoofd had gespuugd. Hij kreeg straf, en ik geloofde bijna zelf in mijn leugen. Onlangs vond ik een briefje waarin hij in kleuter-hanenpoten vraagt of hij “weer mag pratu, zeg asjeblief ja”. Mijn meisjeshandschrift zegt onverbiddelijk nee. Op mijn eerste (heilige!) communie staan we samen op een foto, mijn arm om hem heen. Het lijkt innig, maar ik druk hem vooral op zijn plaats. Zijn litteken draagt hij onzichtbaar. Sorry broer, voor toen.
Ach arme broertje. Mooi zelf-inzicht