Tussen alle gevallen regen door sluimert mijn gedachten. De regen die zichtbare bellen heeft gemaakt. Bellen op grote plassen water. De melodie van vrolijkheid vervaagd. Binnen voelt het net zo koud als buiten. De ketel fluit overtuigend door mijn overvallen sikkeneuren heen. Niet veel later wakkert het vlammetje onder de vers gezette pot zoethout thee. Mijn handen warmen om het thee glas en slokje voor slokje denk ik mijn gedachten. Ik voel. En ik denk .Grauw en grijs is het dikke wolkendek. Door het raam met mijn gezicht steunend tussen mijn half om half warme koude handen staar ik naar buiten. Ik voel mijn ellenbogen prikken op het randje van de tafel, terwijl een boom zijn nog natte bladeren wiegt.
Mooie scene. Ik vind het zelf wat onbevredigend dat je niet weet waar de gedachten over gaan.
‘sluimert mijn gedachten’ > ‘sluimeren’