Mijn oom Fons, het ‘kleine’ broertje van mijn moeder, kon er een intens behagen in scheppen mijn vader te jennen. Dat lukte het beste met een kwinkslag over het koningshuis of ondeugend verhaaltje over meneer pastoor. Eén mop is een prachtige jeugdherinnering, omdat mijn vader ondanks zijn vooringenomenheid in de lach schoot:
‘Meneer pastoor, ik heb gezondigd’, stamelt Jantje bedeesd.
‘Vertel het me maar’, zegt meneer pastoor.
‘Ik heb een meisje gezoend.’
‘Ach jongen, dat is toch geen zonde.’
‘Ik heb op bed mijn lichaam tegen haar aan gedrukt’, bekent de jongen timide.
‘Ach jongen, ook dat is geen zonde. Is er nog meer gebeurd?’
‘Nee, meneer pastoor. Toen kwam mijn vader thuis.’
‘Ach jongen, dat is pas zonde …’
Hoi, Conny!
Dit is een oude grap
Taalzeurtjes:
bedeesd stamelen en later timide bekennen, vind ik over the top.
aan gedrukt >> aangedrukt
Tuurlijk is het een oude grap. Dat moet ook wel om voor mij een jeugdherinnering te zijn, toch? Ik ben een vijftiger! Ook het bedeesd en timide past bij hoe jongetjes in de jaren zestig zich uitdrukten als het meisjes betrof. Zeker tegenover meneer pastoor
Hemelszijdank zijn de tijden veranderd.
ruimdenkende pastoor
Leuk stukje.
Ik denk dat Leonardo bedoelt dat je maar 1 keer hoeft te laten zien dat de jongen verlegen is. Nu kun je het opmaken uit wel 3 items:
– bedeesd
– stamelen
– timide
Dat is echt te veel.
Je hebt gelijk!