Gelach snerpt door de klas.
‘Ik snap het niet meester.’
Gebulder krimpt mijn hart.
Meester praat luider.
Ik ben niet doof.
Langzaam weer naar huis.
‘Goed je best gedaan?’
Mijn ‘ja’ bedwingt een traan.
Mamma kwettert door.
Ik hou me doof.
Eindelijk in bed.
‘Ik haat jullie allemaal.’
Ik huil met heel mijn hart.
Niemand die het hoort.
Ze houden zich doof.
In mijn hoofd een droom.
Ik ben de allerbeste.
Ik ben de allersterkste.
Ik ben de allerslimste.
Niemand die het hoort.
Want de rest is doof.
Morgen zal nooit komen.
Morgen blijf ik weg.
De tijd loopt maar door.
Moeder maakt me wakker.
‘Je moet zo naar school!’
Ik wil het niet horen.
Maar ik ben niet doof.
Mooi en triest zeg!
Punt na meester’.
Wordt ‘Ik haat jullie allemaal’ hardop gezegd? Anders shuingedrukt.
Lousjekoesje.
Dank je.
Alles bijgewerkt.
Wordt misschien zelfs geroepen.
Mooi Defrysk. Goed gevonden, de verschillende zinnen met doof. Sterk gevoel overgebracht.