Het is herfst, en nattig weer. Zij hebben er duidelijk geen zin in, ikke wel. We gaan met elkaar aan de slag. Wilgen knotten. Zij moeten van hun school. Ik van mezelf. Terugkeren na een flinke burn out. De natuur is altijd mijn vriend gebleven. Daarom sta ik hier ook. Het land is drassig en vol modderpaadjes. Ik werk me in het zweet, zij grijpen elke pauze aan voor een nieuwe sigaret. Dan wandelen we samen naar de lunchplaats. Ik stap in een plas, die dieper blijkt dan mijn bergschoen. Ik trek mijn voet omhoog, maar laat de schoen achter. Hilariteit alom, om mijn modderschoen. Ik geniet ook, want ik sta blijkbaar weer stevig met mijn voeten op de grond.
Je stukje vind ik uit het leven gegrepen.
Maar komt er voor en nu een komma? Ik zie het vaker en het brengt mij altijd in de war.