Gezapig, geil, geestdriftig
de gezichten, sommige nonchalant, andere gewichtig.
Scherven staan tot aan mijn lippen,
snijden zonder erbarmen door mijn vlees.
Geen genade voor verliezers,
geen vrije dans ondanks het feest.
Het gehuil van beesten stijgt op,
elk moment van de dag ten top
en in avondlijke stonden
het schrille gelach uit tandeloze monden.
Januskoppen zoals steeds eenzijdig.
Twee linkerhanden spelen beul en rechter,
in de spiegel een beeld
nooit valser dan echt.
Ooit was er het zicht
van de morgen waarheen wij wandelden
eerst bevallig, daarna gebroken, nooit gedicht;
wij droegen zorg over onszelf,
verplegers over fragiele patienten.
Lang konden wij het smaken;
ver zijn wij gekomen,
wij hadden verder kunnen geraken
als het breekbare dromen niet opgehouden had.
Recente reacties