Wally zag de bui hangen. Al geruime tijd voelde hij het naderende onheil. Het was weer die tijd van het jaar. Al tijden had hij weten te overleven al begreep hij zelf niet goed hoe dat kon. Veel van zijn soortge-noten waren ondertussen lotge-noten. Lotge-noten van elkaar, niet van hem. De professor had een experiment met hem gedaan waardoor hij niet alleen goed van uiterlijk bleef, maar ook ongelooflijk hard was geworden. Niet te kraken. Zo zag hij jaar na jaar nieuwelingen binnenkomen die even snel weer waren verdwenen. Eerst als speelobject gebruikt, en daarna verbrijzeld en verdwenen in gulzige mensenmonden. Voor Wally was wederopstanding niet aan de orde. Hij was er, en zou er ook altijd blijven. Geen nood.