Als de badmeester fluit, zoek ik met mijn ogen haar steun, zoek ik het moederlijk geloof dat elk kind vleugels geeft.
In het water schiet iedereen me voorbij, en ik weet het niet meer.
Ik spartel, maar maak met elke beweging het zwembad groter en dieper. De kinderen aan de kant klappen dubbel van het lachen. Mijn moeder, verder weg dan ooit, kijkt naar het plafond. Haar mooie mond is een dunne streep geworden.
Op weg naar huis regent het. Ik kan haar bijna niet bijhouden, zó hard fietst ze. Ze zwijgt. En ik verdrink in haar oeverloze stilte.
Bij het oprijden van het natte grindpad slip ik, ga onderuit. Ze laat me liggen en loopt naar binnen. Mompelend.
‘Loser’
Dit leest als een gedicht. Heel mooi, ondanks dat negatieve woord aan t eind, klinkt dit als muziek:-)
Mooi, vraag me af welk deel niet fictief is. Daar kom ik nog wel achter….