De parkeerplaatsen van onze fabrieken stonden vol Opels en Fords en vooral Mercedessen.
Fietsenhokken waren er niet; bij geen van de drie fabrieken.
De Duitser fietst om fit te blijven, vooral de oudere en dan het liefst op een dure, supersportieve import bike.
Maar op je fiets naar het werk? Ook al woonden de meeste werknemers op vijf minuten van de fabriek, naar je werk ging je in de auto.
Soms baalde ik van mijn Duitse collega’s en haalde ik uit.
“Mein Grossvater möchte sein Fahrrad zurück,” zei ik dan.
Ze keken me schaapachtig aan.
“Fahrrad?”
“Grossvater?”
Was ik echt kwaad, dan liet het daar niet bij.
“Jah, ihre Grossväter sind damals doch nicht zu Fuss nach Hause gekommen? Oder?”
Sorry, het moet zijn de: “De Duitser fietst”
Aangepast!
Na und?