Ik dacht dat het met tweetaligheid zo zat: zoals een musicus meer instrumenten kan bespelen, zo kan ik als schrijver beide talen waarmee ik ben opgegroeid gebruiken. Een mooie theorie.
Tot een boek, dat ik in het Nederlands schreef, totaal mislukte. De ene vriend zei: ‘Je zit er te dicht op.’ De andere vriend zei: ‘Zoek het dichter bij jezelf.’
Ik begon opnieuw in het Fries en alles werd anders. Hoe kon dat?
In een interview met Herman van Veen las ik: ‘In het Nederlands heb ik beelden bij mijn woorden, in andere talen niet.’
Toen viel mijn kwartje: het woord oma zegt me niks, maar bij beppe zie ik hoe ze de paling tot en met de staart opat.
Duidelijke uitleg.
En nu? Fries boek?
Heel herkenbaar!
Zeker, ik ben nu in het Fries begonnen. De stijl is prompt totaal anders! Dat gaat ‘vanzelf’.
grappig maar vooral logisch, nooit over nagedacht