Ze stond in een donkere deuropening, wachtend, kijkend door de straat, haar blik gevestigd op de verre hoek; een eenzame uitkijk, in het barre weer. ’s Ochtends vroeg, het lantaarnlicht verlichtte de natte straten, de kille wind sloeg regen tegen de staande auto’s. De takken van de bomen zwiepten, meer beweging was er niet.
Niemand leek al wakker, nergens brandde binnen een licht.
Terwijl ze stond te kijken, wapperde een punt van haar afgedragen ochtendjas, alsof hij mee wilde met de wind, vrij, net als de witte zak, die, door het vocht laag bij de grond, cirkelend op de wind voorbijkwam. Sierlijk voerde hij zijn show. Niet voor haar, zij zag het niet meer. Ze had de deur weer gesloten.
Recente reacties