Langzaam liep hij naar zijn maaltijd. De leeuw zette zachtjes zijn rechterklauw op het hoofdje van het menschenkindje. Opende beschaafd zijn bek en zette zijn tanden in het zachte vlees. Het bolle kinderbuikje barste open. Het vlees was vetarm. Zoet rood bloed. De moeder van het kind draaide zich om. Zij vervloekte de leeuw. Al twee weken volgde de leeuw haar. Drie van haar kinderen had hij reeds verslonden. Haar pasgeboren baby huilde door merg en been. Zij wist amper dat ze de baby op haar rug droeg. Haar laatste maaltijd was een gegrilde struisvogel. Zij aarzelde en sprak tot God. Heer, ik zal nooit meer een dier eten. Dat wil ik U graag laten weten. De leeuw boerde luid.
Wat is in de natuur toch alles mooi gemaakt.