In een eeuwenoude grot
woonde een Mutsje met haar pot.
dat pottenkind, een raar geval,
deed met haar tuit wel heel erg mal.
de tuit draaide constant wat rond,
klaagliederen vloeiden uit haar mond.
Oud Mutsje raakte van de kook,
ze riep: “Jij misselijk ondankbaar spook
ik droeg je jaren in mijn buik,
ik hield je warm, ik was je kruik.
Als kind was je nog wel te pruimen
maar nu moet je het veld maar ruimen.
Het Mutsje wees haar pot de deur;
die veranderde spontaan van kleur.
Ja na de zonde komt berouw,
pot beloofde gauw aan Muts haar trouw.
Maar moeder Muts zei nu kordaat:
“Pot het wordt tijd dat je gaat
en op eigen benen staat”.
~Glimlach~