Ruim een week later belde Gerdi mij op en alsof het zo hoorde praatten wij een tijdje gezellig met elkaar. “Zullen we iets afspreken?” zei zij. Een eetcafé dat ik wel kende was goed voor over een paar dagen.
Ik smolt bij haar aanblik maar hield mij groot, we spraken honderduit en Jos, die haar tegen zich aan had laten zwikken, werd niet eens genoemd. Al moest het wel uitgelopen zijn op – niet aan denken.
Wij hadden de afspraak voor de volgende keer al gemaakt toen het ogenblik zich aandiende: we hadden beiden onze fiets al los. Zij omhelsde mij, kuste mij innig: “Ik vind jou zo leuk.” “Ik jou ook”.
Een lang en gelukkig leven lag voor ons.
Recente reacties