In een wereld niet zo ver hier vandaan, woonden we als niet-gekleurden binnen de kaders van onze zelfgekozen isolatie. We waren stripfiguren in een zwart-wit verhaal en wisten dat we ooit kleur moesten bekennen.
Op een dag toen de goudgele zon eindelijk door het grauwe wolkendek brak, kwam een man van de wereld ons land binnengetrokken. Onder zijn voeten veranderde het blanke pad der duinen in een yellow brick road. Instant verwarring brak uit onder de bleek weggetrokken landgenoten.
In bange afwachting keken we omhoog naar onze kleurloze keizer. Fletsjes stond hij de man te woord. In het kleur des aanschijns joeg hij de gast zonder pardon weg voordat we besmet zouden raken.
En we leefden noch lang, noch gelukkig.
[…] Een sprookje in 120 woorden voor de 120wedstrijd op 120w.nl […]
Erg treffend.