‘Gaan we nog wandelen?’
‘Ja, is goed.’
‘Gaat het eigenlijk regenen?’
‘Vanmiddag pas.’
‘Ook hier?’
‘Een depressie boven Zeeland. Komt naar het midden van het land.’
‘O nee… Het vlees moet ook sudderen.’
‘Eten we later.’
‘Dan heb ik geen trek meer.’
‘Wij zijn het westen.’
‘Als het gaat regenen het midden.’
‘We nemen een paraplu mee voor de zekerheid.’
‘Dan loop je er weer mee in je hand als het droog blijft.’
‘Het is zonde om binnen te blijven. Maar zeg nou wat je wilt, het wordt alsmaar later.’
‘Ik twijfel nog. Wordt de hond ook nat.’
‘Doen we een korte wandeling.’
‘Nee, zonde met dit mooie weer. Denk jij dat het gaat regenen?’
‘Als het droog blijft niet.’