‘Ach, jongen dat hoeft toch niet.’
‘Jawel hoor mam.’
Het is al de vijfde zaterdag achter elkaar dat ik met een bosje bloemen thuis kom. Van mijn eigen zakgeld. Ik ben ermee begonnen nadat mijn vader mijn voetbal lekgeprikt had.
‘Mag ik het plastic weer mee?’
‘Het cellofaan bedoel je. Plastic knispert niet zo.’
‘Ook goed, het cellofaan .’
De voetbal heb ik in twee helften gesneden. Daarna heb ik allemaal gaatjes in één helft geprikt. In die gaatjes prop ik de zelfgeknipte repen cellofaan. Mijn hardrockhaar is af.
De muziek zet ik hard, de pruik gaat op. Ik ben de gitarist. De harde muziek en het geluid van het haar vlak bij mijn oren overstemt het geruzie tussen mijn ouders.
Mooi stukje.
@Hadeke: de pruik zie ik niet zo voor me, maar wat is de huiselijke ellende er mooi (nou ja, voor zover ruzie mooi kan zijn) doorheen geweven!