Met kerstmuts op en kerstbaloorbel in krossen we de keulense kerstmarkt op
Samen schaatsen en slibberen tussen de sterke stemmen van
daverende duitsers die met daadkrachtig doorzettingsvermogen
grote glazen gloeiende glühwein naar binnen glokken.
Jubelende jugendkoren juichen jingle bells en
statische snuiters steken stinkende saucissen in hun strot.
In de lorum van lazaruskraam naar laveloze standjes
sluipen schimmen van schaamte de sloten in en
brakende bruten bedelen om bedenkelijke bijslaap
van stamelende sloeries in de sereniteit van het seizoen,
zwevend op zemelzoete zeeën zinsbedrog.
Vertroebeld verdwijnt het verwerpelijk verderf en
lomp en laakbaar luieren de levenloze lafbekken met
katers en klaagzangen in karakterloze keulense kamers.
Schande en schandalen schemeren en schijnen ons
wakker in weerzinwekkende en walgelijke walmen van
jenever.