“Haal jij eens twee ajuinen?”
“Waarom?”
“Ik ben bezig aan de soep.”
“Waarom?”
“Ik heb zin in soep. Ga nu achter die ajuinen, alsjeblieft.”
“Waarom?”
“Om mij te helpen. Zie je niet dat ik bezig ben met de pompoen?”
“Waarom?”
“Sofie, stop ermee. Haal mijn ajuinen.”
“Waarom?”
“Ik ben je spelletje beu, meid.”
“Waarom?”
“Het duurt al veel te lang. Het is welletjes geweest. Ik heb die ajuinen nodig.”
“Waarom?”
“Anders hebben we seffens geen soep bij onze boterham.”
“Waarom?”
“Omdat jij je gedraagt als een kleuter.”
“Waarom?”
“Haal je mij die ajuinen nog? Of blijf je je gedragen als een idioot?”
“Waarom?”
“Blijkbaar wel. Ik zal ze straks zelf wel halen.”
“Waarom?”
“Omdat jij niet stopt.”
“Waarom?”
“Stop!”
“Waarom?”
Recente reacties