H. M. leeft met zijn moeder in een beklemmende buitenwijk van Amsterdam. Zijn iets oudere vrienden zijn echter in een roes. Ze gaan al dagen naar bijeenkomsten op het Generaal Dam plein en praten over een nieuwe toekomst, een vrije wereld die onbegrensde mogelijkheden biedt. H. explodeert bijna van opwinding om deel te nemen. Zijn moeder heeft het hem echter streng verboden. Op 4 juni fiets hij toch stiekem naar het plein om zijn vrienden te ontmoeten. De sfeer is uitgelaten en extatisch. In de verte doemen echter donkere gestaltes op. De toekomst wordt ruw verstoord door een kogelinslag aan de linkerkant van zijn hoofd. Bloedend ligt hij op de grond tot zijn adem stokt. De Amsterdamse lente is voorbij.
Mysterieus en onheilspellend… Er is veel onduidelijk, maar dat creeert misschien juist de spanning.
(Graag nog een t achter fiets.)