“Is het waar?” Die snerpende stem, is die van mij? Ik kijk naar de man tegenover me, mijn echtgenoot. Alles aan hem hangt; zijn hoofd, zijn schouders, zijn armen langs zijn lijf.
“Zeg het, zeg het me!” Ik rammel aan zijn slappe arm. Mijn hoofd bonkt.
Een knik, haast ongemerkt.
“Ja? Is dat een ja?” Ik timmer op zijn borst. “Heb je niet eens het lef om me aan te kijken en het tegen me te zéggen, lafaard?”
De buren hebben geen glas tegen de muur nodig om mee te kunnen luisteren. Het kan me niets schelen.
Hij kijkt op. Strakke blik. Zucht. Slikt. Vaste stem: “Ja.”
Stilte. Een verlammend verdriet overspoelt me. Gisteren leek het leven nog zo perfect.
Je kunt beter je stem snerpend laten gelden dan helemaal niet, want iedereen heeft altijd een “maar”