Er was eens een boevenslak uit de gevangenis ontsnapt.
De bewakers, ook slakken, werden gealarmeerd en twee van hen werden gesommeerd de ontsnapte slak te vangen.
Nu is, zoals bekend, een slakkenspoor vrij eenvoudig te volgen en al gauw zagen de twee het huisje van de boevenslak, verderop in het zand.
Met een slakkengang gleden de twee naar het huisje van de ontsnapte slak.
Het huisje was leeg en verderop zagen ze een uitgedroogd, levenloos slakkenlijfje.
“Het zand!” riep een van de twee.
Maar het was te laat.
De twee achtervolgers waren door het droge zand te uitgedroogd geraakt om nog langer een eigen slakkenspoor te kunnen maken, liepen vast en stierven, net als de ontsnapte slak, een miserabel droogtedood.
Een sprookje. Naar mijn smaak ik de laatste zin te lang, ik struikel daar over slakken en sporen.
Suggestie: De twee achtervolgers waren door het droge zand zo uitgedroogd geraakt dat ze niet langer een spoor konden maken. Ze liepen vast en stierven, net als de ontsnapte slak, een miserabelE droogtedood.
Wanneer een als getal bedoeld wordt, kun je wellicht beter één schrijven. Dan leest het vloeiender.
‘Eén’ in plaats van ‘een’ vind ik vaak juist te veel nadruk leggen. Wel mee eens dat de laatste alinea beter kan (of weg).
clou sprak voor zich, laatste alinea was inderdaad onnodig.
In feite klopt dat.
De twee achtervolgers waren eveneens slaktoffer van het droge zand.