‘Hoi oop.’
‘Ha die Tijl, hoe was het op school?’
‘Hm, gewoon… O nee, we gaan circussie spelen!’
‘Dat is het elke dag toch al…’
‘Opa! Nee, echt circus, voor de zomervakantie.’
‘Leuk hoor, wat ga jij doen?’
‘Ik ga ballen en kegels in de lucht gooien.’
‘En ook weer opvangen neem ik aan; dus je bent jongleur?’
‘O ja, zo heet dat. Ik moet wel veel oefenen.’
‘Met één voetbal lukt het je aardig.’
‘Ik heb nu niks bij me.’
‘Je kunt het proberen met tennisballen, die heb ik hier wel ergens liggen.’
‘Wil je er drie pakken?’
‘Alsjeblieft en succes met je oog-handcoördinatie.’
‘Niet van die moeilijke woorden gebruiken opa. Doe jij het als oudleur maar eens voor.’
Willem, leuk, vooral de laatste zin.
Dank je Han.