‘Het heeft ook hier wortel geschoten, het kwaad.’
De ouderling keek me doordringend aan. Er leek iets te branden in zijn ogen.
‘Kijk daar loopt ze,’ vervolgde hij. ‘Ze oogt zedig, maar ze komt uit de stad. Ik heb altijd gezegd dat ze geen goede partij is voor de dominee.’
Hij keek schichtig om zich heen en richtte zich daarna weer tot mij.
‘Op woensdagochtend reist onze dominee af naar Goes, naar zijn bedlegerige moeder. Hij blijft daar overnachten.’
Weer die bezwerende brandende blik.
‘Op woensdagmiddag komt ze bij ons in de zaak, met een blos op haar wangen. Ze loopt altijd naar de krat met penen en zoekt de dikste en langste uit.’
Zijn stem klonk nu wat hees.
Recente reacties