âIk ben doorweekt,â zei de vrouw, nadat ze de deur achter zich had dichtgedaan en druipend naar haar man keek die op de bank een cryptogram trachtte op te lossen.
âWil je water voor thee opzetten?â, vroeg de vrouw, terwijl ze al in de kamer begon haar kleren uit te doen.
âJa, zo meteen,â zei de man,â ik heb het cryptogram bijna klaar. Alleen deze nog: âwater dat je bij de keel grijptâ; acht letters.â
âHeb je er al wat,â vroeg de vrouw.
âJa, de zesde is een âbâ en de achtste een âiâ.
âDat is dus bui,â zei de drijfnatte dame.
âPlensbui,â opperde de man.
âHet moet met keel te maâŠ, wacht, ja natuurlijk, waar ik in zat: stortbui!â
Een taalkundig vraagje, Willem.
Wat bedoel je met het woordje ‘om’ in onderstaande zin?
‘…terwijl ze al in de kamer begon om haar kleren uit te doen’
Om kan een voorzetsel zijn of een bijwoord, maar wat het in jouw zin is…?
Wel zou bijvoorbeeld kunnen: …terwijl ze naar de badkamer liep om haar kleren uit te doen. Het woordje ‘om’ kun je gewoon schrappen.
Je hebt helemaal gelijk Ewald; het komt omdat ik eerst een dergelijke tekst als in jouw voorbeeld wilde schrijven.
Als je dan toch aan het verbeteren bent…begon haar kleren, omdraaien is fraaier, dus haar kleren begon…Grt.