‘Mag ik u een compliment maken? Of is het geven?’
‘Weet ik veel. U komt er toch mee? Waarover dan?’
‘Over het feit dat u mij geen compliment heeft gegeven. Of gemaakt.’
‘Waarom zou ik dat doen?’
‘Precies. Het is vandaag Nationale Complimentendag. Waarom zou je het doen?’
‘Wat?’
‘Een compliment maken.’
‘Waarvoor dan?’
‘Of waarover; bijvoorbeeld mijn schoenen.’
‘Wat is er met uw schoenen?’
‘U zou er een compliment over kunnen maken.’
‘U bedoelt dat ik u een compliment zou kunnen geven?’
‘Nee, mijn schoenen. U zou er mij een compliment over kunnen maken.’
‘Ik ga toch niet tegen schoenen kletsen? U spoort gewoon niet. En dat is geen compliment. Ga lekker een ander lastigvallen. Mafkees. Veel succes ermee.’
Mag ik je een compliment geven, Han?
Heerlijk stuk weer.
De tekst dus.
@Paula. Dank je wel! Dat mag altijd. En inderdaad, het weer is stuk: koud!