Vroeger bladerde ik vaak nieuwsgierig door de (woorden)boeken van mijn vader en dan kwam ik de vreemdste woorden tegen.
‘Duivenmelker,’ bijvoorbeeld. Dat je koeien en geiten kon melken wist ik, maar een duif?
Of de term ‘lul-de-behanger.’ Waarom moest iemand de muren behangen met zijn edele delen?
Waar ik pas echt van schrok, was toen we op school ‘Sinterklaas kapoentje’ hadden gezongen en ik in het woordenboek de betekenis van het woord ‘kapoentje’ opzocht.
‘Gecastreerde haan,’ stond er.
Wat een loser! Een gecastreerde haan vermomd als kindervriend.
Doe mij de Kerstman dan maar; die heeft geen stoomboot nodig en geen Zwarte, Witte, Groene of Blauwe Pieten. Nee, die komt met zijn slee uit het Hoge Noorden; een vent met ballen!
☺