In het Nederlandse cabaret heb je grofweg drie stromingen: het maatschappelijk geëngageerde cabaret, het onderhoudende muzikale cabaret en de nieuwe lulligheid. Waterdicht is dit onderscheid niet, maar Freek, Youp en Marc Marie zijn vooral maatschappelijk betrokken en Herman van V., Herman F. en Brigitte zijn meer muzikaal ingesteld.
Nieuwe lulligheid kwam je al bij de clichémannetjes tegen en natuurlijk bij Bram en Freek die in 1970 ‘Er zit een toupetje in de vlaflip’ zongen. Ook het oeuvre van Wim T. Schippers met Sjef van Oekel, Gré Braadslee, Barend Servet en ir. Evert van der Pik is de vleesgeworden lulligheid. Als het naar pindakaas stinkt, dan zal het wel kunst wezen!
Geef mij maar betrokken muzikaal cabaret met een vleugje lulligheid.
@José. Ten dele kan ik me vinden in je onderscheid, maar de Klisjeemannetjes waren zeer zeker niet van een bepaalde lulligheid. Van Kooten en de Bie: een klasse apart. En juist zeer geëngageerd.
@José. Ook ik kan dit stukje inhoudelijk niet onderschrijven. Van Kooten en de Bie ontstijgen ruimschoots de door jou gegeven kwalificatie en kunnen m.i. niet op een lijn worden gesteld met de creaturen van Wim T. Schippers.
Van Veen muzikaal, dat klopt. Maar Kaandorp? Goed, ze zingt weleens een liedje en begeleidt zichzelf daarbij op de piano. Eerder zou ik haar geestig noemen.
Eng ageren dat is iets anders dan engageren José. Net als cabaret en satire. Bij cabaret denk ik aan flauwe toneelstukjes en John Lantink. Aan de klucht van de molenaar en aan appels en peren. Kortom niet te ver(on)gelijken.
Ben overigens benieuwd waar je Hans Teeuwen, Theo Maassen en Marlon Kicken rubriceert, oftewel in hokjes plaatst.
@Han, @Ewald @Mien, dank voor jullie reacties, een serieus te nemen beschouwing over het Nederlands cabaret kan zeker niet in 120 woorden, belangrijkste is denk ik de kwaliteit, ongeacht het genre en ik heb ook zo mijn allergieën bij bepaalde cabaretiers. Het heeft klasse als het na vele jaren nog weet te boeien: het beste van van Kooten en de Bie, Fons Jansen, Wim Sonneveld, Herman van Veen et.