Me broer ga wel, die ben ik gewend, hè. Maar zij. Bloednerveus wor ik van dat mens. Ik weet nooit wat ik moet zegge as ze vraag hoe ik hun boom vind. Wat ik ook antwoord, ze hef altijd d’r ogen ten hemel. En dan nou dat gedoe met die kerstman weer. Bij ons in de straat hangen er zat. Dat is leuk. Maar bij haar? Die hangt ze echt niet op, denk ik steeds, in geen honderd jaar. Gelukkig ken je dat knippere uitzette. Net as de lampies bij ons in de kerstboom. Die knippere alleen as er visite is.
Kijk, daar staat ze. Voor d’r raam. Kop as een donderwolk. Wat heb ze nou in d’r hand? Onderzetters?
Leuk ik word nieuwsgierig naar het 4de ingezonden verhaal.
Gauw lezen.
Ken je misschien het volgende boekje?
http://www.bol.com/nl/p/stijlo.....030638853/
Raymond Queneau doet daarin precies waar jij nu ook mee bezig bent. Zijn boekje bestaat uit 99 variaties op één gebeurtenis: een ontmoeting tussen twee mensen in de tram, die ruzie krijgen. Erg vermakelijk, maar als perspectiefoefeing ook erg leerzaam voor iedereen die schrijft.
Leuk, dat taalgebruik. Er staat 1 keer ‘d’r’ en 1 keer ‘der’. Ze mot wel kieze tussen die twee.
Jeetje, Lousjekoesje, alsof ze ut al niet moeilijk genoeg heb.
Da ken er ook nog wel bij.
Ze kennie kieze
ja meid lekker stukkie hoor