Ik was veertien, misschien vijftien al. Uitzinnig van vreugde stormde ik naar huis. Zo blij, ik was zo blij. Ik was over! Toch nog, tegen elke verwachting in, toch over naar de vijfde klas. Ik stormde het restaurant van mijn ouders binnen en schreeuwde: ‘Ik ben over!’ Zo blij, zo vreselijk blij. Mijn vader siste: ‘Hou je mond, er zitten klanten in de zaak!’
Het is nooit meer goed gekomen.