Ze hapt wellustig in haar stokbrood met pruimenjam.
‘Je bent gek,’ zeg ik, ‘het is een rib, zeker weten.’
‘Helemol niet,’ zegt ze met volle mond.
Met beide handen voorkom ik dat er kruimels op de slaapzak vallen. Ze spoelt haar ontbijt weg met regenwater.
‘Een bijbels vertaalfoutje,’ verklaart ze, ‘en bovendien, het aantal ribben van de man is gelijk aan dat van de vrouw.’
Daar had ze een punt.
‘Dus een ander beentje?’ vraag ik.
‘De meeste mannelijke zoogdieren hebben een penisbot. De mens niet, dus…’
‘Dus?’
Ze duwt de slaapzak opzij en glijdt met haar pinknagel over de lasnaad onder mijn penis en scrotum. Ik gil.
‘Hier moet God’s boetseerwerk van de vrouw zijn begonnen,’ zegt ze lachend.
Hier was een creatieve geest aan het werk! Leuk en onderhoudend geschreven.
Opmerking: ik heb mijn twijfels bij: “het aantal ribben van de man is gelijk aan die van de vrouw”.
Wanneer “die” terugslaat op “het”, dan is “die” niet correct. Na “het-woorden” komt dat. “Het aantal ribben” is de woordgroep waar het om gaat. Niet om “de ribben”.
Het moet dus ‘dat’ zijn; gecorrigeerd.
Het is vaak een lastige!
Leuk gevonden.
Vrolijke zomergroet
@Rob: merci; als je het leuk vind is het wel de bedoeling dat je op ‘de moeite waard’ klikt. Dat geldt overigens voor alle stukjes die worden gewaardeerd. Het is een eenvoudige vorm van feedback die door schrijvers op prijs wordt gesteld, zoals door de redactie ook wordt aangegeven.