‘Op vredige wijze ontslapen.’ De woorden zeiden me niets, ze gleden langs me heen. De wereld om mij heen verdween. De mensen zag ik niet. De rozen op de natte aarde, ik keek erdoorheen. De houten kist die zo in het grafgat zou verdwijnen vervaagde voor mijn ogen. Vanbinnen was ik bij haar. Zij lag niet daar, ik was niet hier. Wij waren geen lichamen, maar de personen die erin huisden. Onze personen waren onlosmakelijk verbonden door onze liefde. Wij waren één. Een zoute druppel gleed over mijn wang. Ik zag haar lachen, ze was mooi. Sprookjes bestaan, daar was ik zeker van.
Nu valt de deur met een klik dicht. Ik ben een eenzame psychoot. Ze bestaan toch niet.
Recente reacties